Hierna de eerder genoemde mini-synthese van enkele van de meest elementaire verbanden tussen voeding en hormonaal bepaald sociaal gedrag bij gouldamadines, met het oog op stabiele kweekresultaten.
Korte samenvatting Om hormonen te kunnen maken heeft het gouldlichaam welbepaalde bouwstoffen en hulpstoffen nodig. Hetzelfde geldt voor onderhoud van het zenuwstelstel dat in directe verbinding staat met het hormoonstelsel. Teneinde vlot te kunnen blijven functioneren heeft het zenuwstelsel in de eerste plaats nood aan verschillende types B-vitamines, gekoppeld aan specifieke elementen uit hoogwaardige vetstructuren. Daarnaast zijn tevens een resem van gevarieerde bio-actieve hulpstoffen onontbeerlijk, voor gouldamadines idealiter vooral te verwerven via grassen en overige bronnen uit groen en/of fruit. De eerstgenoemde categorie hulpstoffen, de B-vitamines, dienen voor een optimale werking van het zenuwstelsel in constante hoeveelheden aanwezig te blijven. Dus dienen ze dagelijks via de voeding aangereikt, daar het lichaam zelf geen lange stockering van wateroplosbare vitamines voorziet. Hetzelfde geldt in enigszins mindere mate, voor de genoemde specifieke elementen uit vetstructuren. De tweede genoemde verzameling hulpstoffen (de zogenaamde "bio-actieve hulpstoffen"- vooral uit verse plantaardige bronnen) zijn idealerwijze in aanzienlijke grotere fracties noodzakelijk dan wat algemeen door kwekers wordt gehanteerd in voeding voor zaadeters. Met andere woorden is het louter een vaststelling, dat deze bio-actieve hulpstoffen uit verse plantaardige bronnen op de meeste hokken - dag aan dag- doorgaans in te geringe mate aanwezig zijn in het voedingsregime.
Een vlot functionerend hormoonstelsel heeft daarbovenop dan ook weer nog andere specifieke stoffen nodig. Zoals hierna stapsgewijze beschreven.
Verder van belang te weten :
• De eerste grondstof voor hormonen zijn aminozuren of eiwitten. Hormonen worden continu geneutraliseerd/geïnactiveerd, afgebroken en via de lever met de gal of via de nieren met de urine uitgescheiden. Vernieuwing door herhaalde aanmaak is derhalve noodzaak.
• Hormonen beïnvloeden de stofwisseling via het op gang brengen, versnellen of afremmen van bepaalde processen in de doelwitorganen.
• Hormonen zijn aanwezig in het bloed in uiterst kleine hoeveelheden en zijn vaak gebonden aan eiwitmoleculen met een transportfunctie.
• Hormonen worden afgegeven als antwoord op een specifieke prikkel. Afhankelijk van elektrische stimulatie of concentratie van hormonen of andere stoffen in het bloed geeft een hormoonklier minder of meer hormoon af.
• Kleine hoeveelheden hormoon kunnen opvallende veranderingen teweegbrengen in het fysiologisch functioneren, en tevens het gedrag van individuen ingrijpend beïnvloeden.
De goede werking van het endocrien systeem is afhankelijk van :
• de hoeveelheid circulerende hormonen (niet te hoog of niet te laag);
• de beschikbaarheid van grondstoffen voor aanmaak van hormonen;
• de beschikbaarheid van hulpstoffen;
• het aantal receptoren (aanlegplaatsen aan het oppervlak van de cel);
• de hoeveelheid "communicatiestof" geproduceerd in de doelcellen;
• de hoeveelheid metabolieten of hormonen gesynthetiseerd in de doelcellen;
• de goede werking van het "feedback-mechanisme" (proces van terugkoppeling met als functie de vereiste fractie hormoon in het bloed te bewerkstelligen).
Over alle processen heen blijft de hypofyse (zelf aangestuurd door de hypothalamus) ten aller tijde het meest prioritaire regelorgaan van de hormonenhuishouding; het is als het ware de hoofdcentrale van waar alle commando’s uit gaan naar alle overige hormonaalklieren die in het lichaam rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken zijn bij de voortplanting via aanmaak en afscheiding van hormonale secreties. Het opstarten van een actieve hypofyse is via allerlei biochemische processen binnen het vogellichaam –in het bijzonder bij gouldamadines- afhankelijk van beschikbaarheid van eiwitten, zowel kwalitatief als kwantitatief. Eiwitten -en dus aminozuren- moeten voldoende (precies genoeg, vooral niet te veel, en in de juiste vormgeving) en gevarieerd aangeleverd worden (verschillende dierlijke en voor gouldamadines tegelijk vooral ook plantaardige eiwitbronnen). Voldoende vitaminen, mineralen (alweer precies genoeg, best van natuurlijke oorsprong, en zeker niet éénzijdig te veel), tesamen met een resem andere bio-activieve hulpstoffen zijn absolute noodzaak voor het aanmaken en transporteren van hormonen, zowel als voor overdracht van neurologische prikkels. Om bijvoorbeeld de hypofyse en de bijnieren juist te kunnen laten functioneren moet het lichaam continu beschikking hebben over voldoende pantotheenzuur (B5). De schildklier is daarentegen afhankelijk van voldoende jodium (en tyrosine = aminozuur). De daaropvolgende dejodering van thyroxine (= hormoon) is
afhankelijk van voldoende selenium. Dan pas kan de lever zijn werk doen. De thymus en de mannelijke geslachts- hormonen kunnen niet fatsoenlijk functioneren zonder retinol (vit.A) en cobalamine (B12). De vrouwelijke geslachtsorganen hebben dan weer juist met name nicotinezuur (B3) en Pyridoxine (B6) nodig. Op haar beurt komt de alvleesklier sowieso in de problemen wanneer er niet voldoende ascorbinezuur (vit. C) dag aan dag wordt aangevoerd en continu beschikbaar is. Waarbij even later de driehoekswerking pancreas-bijnieren-hypofyse onder druk kan komen te staan in geval van onregelmatige aanvoer van vitamine C plus een aantal actief bufferende hulpstoffen van plantaardige oorsprong. Gevolgen van een scheefgetrokken driehoeksverhouding tussen pancreas, bijnieren en hypofyse leveren uiteindelijk vaak gouldamadines met ondermeer een voorbeschiktheid en aanleg voor suikerziekte en/of vetzucht, slepende rui of ruistop, of hoge tot zeer hoge stressgevoeligheid, of dik bloed, of hartstilstand, of afwijkend sociaal gedrag, of afwijkingen in voortplantingsbereidwilligheid, in nestzorg, in voedstergedrag etc.
Naast hulpstoffen onder de noemer "mineralen en vitamines", leveren plantaardige bronnen als grassen, onkruidplanten en zaadkiemen, tevens een waaier van andere bio-actieve componenten die cruciaal zijn voor een vlotte hormonaalwerking op termijn, wil men vrij blijven van afwijkingen in het voortplantingsgedrag van gouldamadines.
Afsluitend nog aan toe voegen dat klieren en organen geen van allen hun werk goed doen als ze niet voldoende magnesium, zink en tocoferol (vit.E) in onderling corresponderende hoeveelheden, tegelijkertijd in de buffers ter beschikking hebben.
Korte conclusieDe conclusie is aan diegenen die zich vandaag vogelkweker willen noemen.
Allen die vandaag blijven verkondigen “dat het gemakshalve volstaat om een kartonnen doos eivoer plus extra 'kweekvitamine' E te geven om goed te gaan kweken” (sic), begrijpen dat het gemak in dit geval de mens dient maar geenszins de vogels. Hormonale samenhang en stabiele kweekresultaten stoelen op “de juiste bouwstoffen en hulpstoffen, in de juiste corresponderende hoeveelheden, op de juiste ogenblikken”. Die “juiste corresponderende hoeveelheden op de juiste ogenblikken” zijn strikt verbonden met de klimatologische realiteit op het hok, zowel als strikt verbonden met de aangehouden kweekcycli op basis van optimale dag- en nachtlengtes. Elke gouldkweker weet dat de kortste dag in noordelijk Australië op jaarbasis 10 uur en 58 minuten beloopt. De langste dag van het jaar duurt in het Northern Territory 13 uur en 17 minuten. Praktijkafgeleiden op het hok dienen in deze zin altijd navenant te zijn. Op het Lievens-hok worden kweekdaglengtes gehandhaafd tussen 11,5 en 12,5 uur. Daar de nachten dus niet alleen vrij lang maar in winterse indoor-koudbroed uiteraard ook vrij “koel” dienen te zijn (in elk geval koeler dan aangehouden dagtemperaturen), worden er niet enkel vanzelfsprekende en natuurlijke aanpassingen voorzien in het voedingsmenu (wat de vogels voorgeschoteld krijgen), maar ook in het voedingsregime (wanneer ze specifieke voeding voorgeschoteld krijgen – met andere woorden is er dus “overdag-voeding” en daarnaast tevens “avondvoeding”)
Met andere woorden, voeding met “
afwisseling in evenwicht” is noodzaak,
met accenten waar en wanneer nodig. Pas dan kunnen stabiele kweekresultaten beoogd worden, over de jaren heen. Met daarbovenop een verlengde levensduur van de kweekvogels. Pas dan en alleen dan. Zeker wanneer het over gouldamadines gaat; gouldamadines die uitgesproken eiwitgevoelige vogels zijn. Commerciële vogelvoeding is daarbij op termijn nooit zaligmakend. Zoveel weet iedereen.
In de marge"Ideale totaalvoeding" voor gouldamadines is nooit hetgeen wat commerciële spelers aan hun klanten voorstellen. Overigens is dat in praktijk niet of nauwelijks haalbaar. Commerciële vogelvoedingproducenten verschaffen aan liefhebbers op de eerste plaats “gemaksvoorzieningen”. De rest is voor de verantwoordelijkheid van de kweker. Ook al bestaan er vandaag mensen die verkondigen dat de voeding van de toekomst in een kunst-korreltje zit. "Volledige voeding" uit een pak of een zak, die in één klap alle specifieke behoeften over alle wisselende seizoenen dekt, bestaat niet. Overigens is het een quasi-onmogelijkheid, in praktijk vrijwel onhaalbaar, want "het zou onbetaalbaar worden".
Het is de kweker zelf die stapsgewijs dient te voorzien in de specifieke voedingsbehoeften eigen aan seizoen en situatie. In matigheid en regelmaat, met accenten waar en wanneer nodig. Met het oog op stabiele termijnresultaten. Lange-termijn-resultaten.