Pagina's

zaterdag 21 mei 2011

Voor kenners :
De vruchtbare periode in gouldjesland - DEEL 1

Mechanismen van hormonale activering en voortplanting
bij gouldamadines
(I. Lievens - A.O.B. De Vogelwereld -nov.2005)



Fantasia-citaat als voorwoord
“Teneinde gouldamadines in optimale broedstemming te brengen, zal de fokker de daglengte optrekken tot 14 uur, zelfs tot 17 uur per etmaal. Dan is het goed.”
Is dat zo...?


Inleiding
Omdat fokkers ten lande én ver daarbuiten via allerlei publicaties en voordrachten vaak op bovenstaande wijze een ijl dwaalspoor worden opgestuurd, lijkt het niet meer dan aangewezen één en ander oorzakelijk op een rijtje te zetten. Steeds vanuit de grootst mogelijke beschouwelijkheid :
“Wat drijft een authentieke gouldamadine dan wel tot voortplanting ?”

Geografisch bepaald gegeven
Dat gouldamadines van origine afkomstig zijn uit Australië, hoeft niet meer gezegd. Dat die geografische bepaaldheid van herkomst een aantal directe gevolgen inzake voortplantingsmechanismen met zich brengt, ontgaat velen. Eigenaardig op zijn minst. Zo was er enige tijd geleden onder meer dat telefoongesprek met een vaak geciteerde vogel-dierenarts, waarin de man in kwestie tot mijn steeds vergrotende verbazing herhaaldelijk poneerde dat gouldamadines niet tot voortplanting in staat zijn bij daglengtes korter dan 14 uur per etmaal.

Zijn reactie volgde op mijn mededeling dat natuurbroed met goulds – op het Lievens-hok bovendien dan nog wel in gesystematiseerde koudbroed tussen 9°C en 15°C –
In praktijk perfect haalbare kaart blijkt te zijn bij daglengtes tussen 11,5 uur en 12,5 uur. Immers, zo leert sinds jaar en dag de persoonlijke ervaring op het hok.

“Onmogelijk ! “, luidde de welbesliste respons van deze gespecialiseerde vogelprofessionele dierenarts. Want volgens de man was reeds ruimschoots en afdoende uit zijn enquêtes gebleken dat “er bij vogels geen hypofyseactiviteit mogelijk is bij minder dan 14 uur licht per etmaal”.

Nu is het inderdaad zo dat fokkers van ondermeer kanaries en Europese vogels met deze criteria terdege dienen te rekenen bij hun zogenaamde “vroege kweek”, waar bijverlichting tot minimaal 14 uur per etmaal noodzakelijk blijkt. Deze vogels reageren als dusdanig perfekt navenant met hun geografisch bepaalde evolutie binnen de gematigde klimaatsgordel op het noordelijk halfrond. Waarbij iedereen beslist weet dat de kortste winterdagen in onze regionen plusminus 8,5 uur belopen, en de langste zomerdagen ongeveer het dubbele daarvan.
Evenmin zal het iemand ontgaan dat één en ander van directe impact blijkt op het ontluiken van de natuur in onze contreien, ieder jaar weer tijdens het lenteseizoen. In onze contreien.... jawel.

Eigenheid en oorsprong
Geheel anders wordt dat alles wanneer de vogel in kwestie gouldamadine blijkt te heten, en zich van oorsprong in Noord-Australië laat situeren. Even opletten toch : langste dagen in de regio aldaar belopen zonder schemerperiode, een goeie 13 uur per etmaal. Kortste dagen aldaar, alweer zonder de ultra korte schemerperiode gerekend, belopen ongeveer 11 uur.

En jawel waarde lezer, dan mag u zich vervolgens terecht gaan afvragen hoe bepaalde fokkers er in ’s hemelsnaam toe komen deze flagrante en soortspecifieke eigenheid voluit te negeren door hun gouldamadines het jaar rond op daglengtes van 15 tot 17 uur en meer te gaan huisvesten... Om dan uiteindelijk ook nog natuurbroed kweekresultaten te willen verwachten van volledig overstresste vogels.

Ondertussen krijgt u in elk geval inzage in onze praktijkervaring, ditmaal inzake dagelijkse rust- en werktijden van productieve gouldamadines, inzonderheid de gevolgen en neveneffecten op hun voortplantingsgedrag bij correcte verzorgingstechnieken, praktijksgewijs getoetst vanuit een breed theoretisch referentiekader. De enige authenticiteit van handelen ligt hier in het hanteren van winterdaglengtes tussen 11 uur 15 minuten en 13 uur 30 minuten. Waarbij zomerfok een aangepast model heet te zijn, al dan niet verantwoord.

Expertise zonder blozen
Expertise klinkt verder als volgt :
Kwekers die terecht de kortst mogelijke daglengtes bij de gouldfok willen handhaven, onderwerpen zowel ouders als nestjongen aan relatief lange winternachten. Derhalve dienen zij dit gegeven wel degelijk in een navenant opfokdieet en dito verzorging te verrekenen.



Met name door verstrekking van een extra fractie “makkelijke zetmelen” zoals aanwezig in japanse millet, gekoppeld aan een verscheiden beschikbaarheid van meervoudig onverzadigde vetzuren van plantaardige oorsprong, via minimale verstrekking van supplementaire zaden zoals dederzaad, chia, teunis, sesam ... Daarenboven ondersteund door een aantal adequate hulpstoffen, waardoor de energiebalans binnen het gouldmetabolisme een spontaan brede dynamiek krijgt, zoals overigens ook gouldamadines van oorsprong in hun Australische biotoop hanteerden. Vooral indien en wanneer de fokker gesystematiseerde koudbroed beoogt die een grote dynamiek van het gestel vereist, met dagtemperaturen tussen minimaal 9°C en maximaal 15°C, blijken de bovengenoemde makkelijk aan te snijden energiebronnen uit plantaardig vet en vooral uit zetmelen, in praktijk uiterst gunstig voor zowel directe energie-aanvoer en vol laden van de glycogeenreserve, als voor omzetting en opslag van trigliceriden als vetweefsel. Uiteraard is daar op het hok om te beginnen een perfekt evenwichtige zaadmengeling voor nodig; meer lezen daarover via deze link.

Al diegenen die op vandaag hun huisbereide opfokvoer blijven verkiezen, doen er zonder meer goed aan een overmaat van zogenaamde “zware vetstoffen” (vooral van dierlijke origine) te schuwen.
Evenzeer te mijden zijn te grote hoeveelheden van zogenaamde “makkelijke koolhydraten”, meerbepaald geraffineerde suikers, dewelke (commercieel) eivoer/opfokvoer heel vaak zoete geuren meegeven. Deze stoffen belasten op termijn de stofwisseling op een zodanige wijze dat problemen van (ondermeer) metabole verzuring en chronische stapeling van onverwijderde zuurafvalresten nog nauwelijks te vermijden vallen.

Extreme kunstgrepen met bruuske pH-wijzigingen
Even belangrijk in deze context is enige overweging inzake een vanzelfsprekend evoluerend pH-niveau van de verstrekte voeding. Regelmatige aanvoer van organische vrije zuren via gekiemde zaden en/of groenvoer en/of eventueel geraspt fruit is in dit verband een logische actie. Meer nog : op termijn is het de enige werkbare actie, indien men gespaard wil blijven van allerlei "neveneffecten" door éénzijdige kunstmatigheid via extreme aanzuring van drinkwater.

De vaststelling van noodzaak aan verregaande en kunstmatige vormen van aanzuring via drinkwater met enkelvoudige zuren of geconcentreerde zuurcomplexen die drinkwater-pH vaak herleiden tot waarden lager dan 6,5 –zoals op menige hokken gepraktiseerd- vertelt in wezen één en ander over de relatieve kwaliteit en disbalans van het aangeboden zachtvoer en/of over de argeloosheid van de kweker en zijn toepassingen. Scherpe aanzuring van drinkwater via complexen van organische zuren kunnen hoogstens alleen voor kortstondige therapeutische doeleinden gunstige effecten opleveren. Systematische aanzuring van drinkwater lager dan 6,7 pH creëert op termijn tal van onevenwichten en "zwakke plekken" op het niveau van zowel spijsvertering als in de rest van de stofwisselingsdynamiek. Dergelijke gekunstelde benaderingen waarbij gouldamadines systematisch gedwongen worden extreme drinkwateraanzuring op te nemen, verschaffen op termijn meer nadeel dan voordeel, zowel voor kweker als vogels.

Tegelijk :
Schrap perilla uit het goulddieet, behalve wellicht uitzonderlijk bij overwintering in omstandigheden waarbij temperatuurschommelingen tussen dag-en nachttemperaturen groter kunnen oplopen dan normaal het geval behoort te zijn. Perilla mag dan vandaag de dag al een “trendy modezaad” zijn, op geen enkele wijze is perilla naar ons inzicht op middellange en lange termijn geschikt/gezond voor een type grasvink als een gouldamadine. Noch bij toepassing in indoor koudbroed, en al zeker niet bij warmbroed in indoor kweekkooien, om verschillende redenen. Verstrek in “koude omgevingen” steeds -hoewel strikt minimaal- wit slazaad en teuniszaad, ook tijdens winterse koudbroedkweek.

Een evenwichtig, huisbereid opfokvoer samenstellen, compatibel met de zaadmengeling plus supplementen en specifiek naar de noden van de gehouden vogelsoorten, is best mogelijk. Echter brengt een simpele rondvraag ook hier vele lukrake knutselpraktijken aan het licht waar oren gaan van flapperen. Informatie blijft een gezonde basis, de enige basis eigenlijk. Waarbij gissen en missen overbodig wordt. En vragen staat vrij, via 053 – 83 82 24.


Op zoek naar driftparameters
Wat drijft een gouldamadine tot voortplanting ? Welke sleutels liggen aan de basis van hormonale activering ?

Als het dan niet het lengen der dagen kan zijn, -zoals wel het geval op het Europese continent bij autochtone vogelsoorten- welke zijn in dit kader dan wel de factoren van belang voor hormonale activering bij deze Australiër ?

Teneinde hier een geordende verklaring voor te kunnen geven, citeer ik voor u, waarde lezer, uit de onuitgegeven, doch overbekende “Grote Werken van Moeder Natuur”.

Alle bestaande leven op deze planeet, van laag- naar hoogontwikkeld, van klein naar groot, van ééncellige tot homo sapiens, heeft doorheen zijn evolutie op entelechie-niveau twee oerinstructies meegekregen :
1. zich handhaven, overleven dus;
2. zich voortplanten, vermenigvuldigen dus.

Twee basisopdrachten zonder dewelke soorten gewoonweg niet kunnen bestaan. Twee oercriteria die instincitief op een overheersende wijze doorwerken teneinde de soortsterkte te allen tijde te vrijwaren. Bijwijlen met een ingewikkelde, soms met een doodéénvoudige regelgeving ter verbreding van de genotypische variabiliteit der soorten.

Onze gouldamadine vormt hier geen uitzondering op. Integendeel. Net als alle leven op deze planeet zal ook de gouldamadine, van oorsprong in wezen niet enkel één der meest reproductieve vogelsoorten in Noord-Australië, maar bovendien opportunist bij uitstek, zich daar en dan voortplanten waar de gelegenheid zich optimaal aanbiedt. Met andere woorden waar de voorwaarden voor mogelijkheid tot voorplanting aanwezig zijn. Deze voorwaarden zijn uiteraard strikt gelinkt aan de klimatologie van de noordaustralische regio.


Klimatologisch klankbord
Even causaal :
Een Australische gouldamadine gaat slechts broeden wanneer er voedsel voor de jongen voorradig is. Vanzelfsprekend, zonder meer. Doorheen haar evolutie binnen haar biotoop leerde ze immers entelechiematig, door uitschakeling van onkundige soortgenoten :
Insecten gedijen vooral op planten, dus planten dienen aanwezig te zijn;
Flora floreert enkel op water, dus regen dient aanwezig te zijn.

De afwezigheid van water door ontbreken van neerslag in het biotoop van de gouldamadine,vormt derhalve de eerste limiterende parameter voor broedbereidwilligheid in het land van herkomst. De tweede limiterende parameter blijkt logischerwijze de niet-beschikbaarheid van voldoende proteïne uit planten en insekten.

Aldus :
In Noord-Australië kent de gouldamadine grosso modo slechts twee seizoensgedeelten, die haar hormonaal gestuurde doen en laten volledig bepalen :
1. het droge seizoen, onvruchtbaar: de schrale periode;
2. het natte seizoen, wel vruchtbaar: de periode van                                                                        overvloed.

Het broedseizoen volgt aldus na een schraal bord van maandenlange schaarste en ontbering, en wordt bijgevolg ingezet met ontspruitende overvloedigheid door de komst van de moessonregens, telkenjare omstreeks oktober-november indalend vanuit de Indonesische archipel. Reeds vanaf het ogenblik dat dikke, witte wolken zich beginnen samenpakken aan het even voordien nog effenblauwe uitspansel, begint het vogelvolkje zijn naarstige zoektocht naar geschikte nestplaatsen en worden de koppels gevormd. Als even later de hemelsluizen met dondergeraas openscheuren, zitten vele gouldpoppen reeds op het nest en volgt weldra het eerste ei. Er valt immers geen tijd te verliezen, want de moessonkracht is een “kruipend fenomeen”, dat in twee golven aanspoelt : een grote golf, en een kleinere. De natte en vruchtbare periode blijft dus niet duren. En elke gouldamadine weet het. Haast en spoed is in dit geval dus altijd goed.

Foktechnische praktijk
Precies daarom ook “ontploffen” gouldpoppen op het Lievens-hok van driftenthousiasme op het moment dat hen chronologisch de "grote triple-sleutel" van hormonale activiteit wordt gepresenteerd op een blank bord van schaarste en ontbering :

1. water,
(archetypisch door neerslag)

2. flora, met ondermeer plantaardig eiwit,
(archetypisch door vernieuwde plantengroei)

3. microfauna, met ondermeer dierlijk eiwit.
(archetypisch door insekten)

Deze drie driftparameters, gekoppeld aan de effectiviteit van hun presentatie, bepalen op elk gouldhok op de eerste plaats het eventuele welslagen van elke kweekopzet. Teneinde het effect van deze troefkaarten telkenjare te maximaliseren via een contrastrijke sturing van de kweekomgeving, wordt telkenjare een strikt rationele procedure aangehouden, met als oogmerk het creëren van een blauwdruk die een afspiegeling moet zijn van het originele natuurgebeuren. Het chronologische praktijkverloop er van zullen we u evenmin onthouden. Eén en ander is te lezen in DEEL 2 van deze synthese, binnenkort op deze pagina.


Australische klimaat

 Van droog naar nat

Op één-twee-drie






__________________________________________________________

Meer 'hot stuff' over voeding, verzorging en kweek - best links :

Koudbroed op Vogelcafé
Koudbroed en... spraakverwarring
Koudbroed-bekwaamheid van gouldamadines
Luchtvochtigheid op het gouldhok
Voederinsecten voor tropische zaadeters
Dierlijke eiwitbronnen in opfok voor zaadeters
Zuur-base, evenwicht in het vogellichaam
Antivirale werking van vlierbessensiroop
Voeding en hormonenhuishouding bij gouldamadines
Natuurlijke calciumbronnen voor eileggende gouldamadines
Vetzucht versus periodieke vetheid bij gouldamadines
De meest uitgelezen speciaalzaadmengeling voor gouldamadines
Claim Analysis : Fosterer's statement of the century
Smalle of Brede gouldamadines ??
De beste witborsten fokken... hoe scoren en blijven scoren ?
Hagelwitte netheid op een brede borst
De vruchtbare periode in gouldjesland : hormonale activering
Gouldjes in Fabeltjesland : Tovenaars en preventieve zelfmedicatie
A word on melanotic bluebreasts
Ivoren Torens : achterhaalde technicaliteiten van technische commissies

Teksten : Ivan Lievens
Bewerkt door L.Lievens
tel. : 053-838224

__________________________________________________________

zondag 8 mei 2011

Aanschaf van gouldamadines :
Goed begonnen = half gewonnen...
? Is dat zo ? Of is het méér...en hoevéél meer ??








Gezond verstand in een notendop
Het is een overbekend gezegde. En een waarheid als een koe. Toch viel laatst nog de vraag “wat er daarmee eigenlijk bedoeld wordt?” wanneer het specifiek over gouldamadines gaat : Goed begonnen is half gewonnen. Is dat zo..? Altijd zo ? Of is het meer ? En hoeveel meer dan wel ?







Vrij éénvoudig :
Zelf houden we er van wanneer we merken dat mensen zich voorafgaand breed geïnformeerd hebben omtrent ons hok, vooraleer contact te nemen. Waarom ? Omdat we dan meteen ook zekerheid hebben dat er van weerskanten over hetzelfde gepraat wordt. Dat is overigens niet het enige voordeel.

Bovendien, wie bij aanschaf van gouldamadines goed geïnformeerd naar een kweker toestapt, m.a.w. op voorhand weet hoe die kweker op het hok met zijn gouldamadines te werk gaat, zal zich niet zo gauw om het even wat in de handen laten stoppen. Dat is nogal duidelijk. Goeie wijn behoeft geen krans. Tegelijk is ook het tegendeel waar. En jawel, gouldamadines zijn allemaal mooi, allemaal hebben ze mooie kleurtjes. Maar tegelijk zit er nogal wat verschil op, soms heel véél verschil. En niet enkel op de kleurtjes...

Hierbij van belang te weten :

1. Is het hok in kwestie vrij van antibioticagebruik (en andere), of niet ?
2. Is er binnen de hokpopulatie met absolute zekerheid voor elke bloedlijn telkens een breed opengespreide genetische reserve vast te stellen, of niet ?
3. Wordt er op het hok in kwestie op natuurlijke wijze gevoederd of haalt men er alles uit dozen, pakjes, potjes en flesjes ?
4. Is het hok volledig vrij van luchtpijpmijt, of niet ?
5. Is het hok volledig vrij van kaalkopsymptomen, of niet ?
6. enz...







Wat zal het worden...?
Grote/volle kweekvogels... of kleine/smalle sigaartjes...?


Gezond verstand beseft ten volle dat men uit 2 kleine speelgoed-ponies nooit een Arabische volbloed gaat kweken; of evenmin een breedgeschouderde Brabantse trekker.

• Wie smalle vogeltjes aanschaft, zal daaruit smalle vogeltjes kweken.

• Wie forse kweekvogels aanschaft, zal daaruit forse vogels kweken.

Zo simpel is dat.
Inderdaad, wanneer het over gouldamadines gaat :
Goed begonnen is altijd meer dan half gewonnen.







~~~~ Altijd  méér  dan  half  gewonnen. ~~~~

Ivan Lievens
0032 53 83 82 24

__________________________________________________________