Zaden waar gouldamadines om vragen
In de handel zijn vandaag geen zaadmengsels voorhanden die volledig voorzien in de specifieke zaadbehoeften van de gouldamadine als soort,
ook al worden er op heden in de winkelrekken
wel enkele zaadmengsels als APV gepresenteerd.
Tegelijk is er de vaststelling dat veruit de meeste commerciële exotenmengsels één of andere oververzadiging laten vaststellen, onder meer met :
1. ofwel gele milletsoorten
2. ofwel rode milletsoorten
3. ofwel witte milletsoorten
4. ofwel rode panis
5. ofwel gele panis
6. ofwel een overmatige combinatie van de voorgaande
Elk begrijpt meteen dat wanneer het ene teveel in de zaadzak zit, er wat anders te weinig in zit. In dan weer andere commerciële APV-zaadmengelingen en overige exotenmixen worden zaadgroepen aangetroffen die voor gouldamadines totaal ongeschikt zijn, zoals
1. bijvoorbeeld klein hennepzaad
2. bijvoorbeeld perilla
Prioritair belang en overwegingen door de kweker-consument
1. In het belang van kweker en gouldamadines, is de eerste aanbeveling uiteraard om voor kweekdoeleinden met gouldamadines steeds zaadmengelingen te gebruiken die geen afwijkende kenmerken vertonen zoals hierboven beschreven;
2. De tweede aanbeveling voor kwekers-consumenten vloeit voort uit de eerste : fabrikanten die nalaten om op de verpakking de samenstelling van de zaadmengeling in kwestie te vermelden, met inbegrip van gebruikte zaadsoorten en respectieve percentages, onthouden de liefhebber op deze wijze uiteraard elke mogelijkheid tot verificatie. Bovendien is het de vaststelling dat dergelijke zaadmengelingen niet steeds even constant zijn in hun samenstelling, maar door de fabrikant naargelang de evolutie van marktrealiteit en aankoopprijzen, in eerste instantie worden samengesteld in functie van kostprijsberekening en behoud van commerciële winstmarges. Aldus : vraag als kweker-consument van de fabrikant altijd een gedetailleerde opgave van samenstelling.
Ook al zijn er dus op heden wel degelijk commerciële mengsels die door hun respectieve fabrieken de naam APV (Australische Prachtvinken) krijgen opgespeld, steeds is de vaststelling dat die zaden waar de typische grasvinken als gouldamadines het meest om vragen, in commerciële APV-mengsels ofwel ondervertegenwoordigd zijn in de samenstelling, ofwel geheel ontbreken. In hoofdzaak gaat het dan veelal over volgende zaadgroepen :
1. Witzaad / Platzaad
2. Japanse millet
3. Graszaden (van het grovere type – bvb raaigras).
4. Fijnzaden met specifieke vetstructuren (chia, deder, ...)
De reden hiervoor ligt voor de hand : de bovengenoemde zaden behoren tot de duurdere soorten. Terwijl de fabrikant voor zichzelf op de eerste plaats “batig concurrentieel binnen zijn marktpositie” wil blijven. En tegelijk de winstmarges zo ruim mogelijk wil kunnen houden. Dat is de economische realiteit. En meteen de verklaring waarom er op heden geen optimale APV-zaadmengelingen -specifiek voor gouldamadines- in de winkelrekken voorhanden zijn. Vandaar voor Ivan Lievens de noodzaak tot ontwikkeling van een eigen zaadmix die specifiek beantwoordt aan wat typische grasvinken als gouldamadines optimaal nodig hebben. Na onaflatende proeven doorheen meerdere rui-, kweek- en rustfases op het gouldhok in de loop van de jaren tachtig, werd begin van de negentiger jaren de definieve vorm van de hieronder gepubliceerde kweekmix ontwikkeld, zoals vandaag toegepast op het Lievens-hok, uiteraard met de mogelijkheid van seizoenssupplementeringen.
Samenstelling van speciaalzaadmengeling voor gouldamadines
De jongste jaren krijgen we met groeiende regelmaat het verzoek tot publicatie van de gouldzaadmengeling zoals die op het Lievens- hok toegepast wordt.
Hoewel in de loop der jaren reeds meermaals bekendgemaakt, hierna andermaal op herhaald verzoek. Het betreft hier een basismengeling waar seizoensgewijs zadengroepen aan toegevoegd worden, naargelang de seizoensbehoefte van de gouldpopulatie.
KWEEK-MIX LIEVENS VOOR GOULDAMADINES
7.200 kg plat wit .......................(zo bleek mogelijk)....... 36 %
4.400 kg panis geel .....................( “ “ “ )....... 22 %
3.200 kg millet Japan ...................( “ “ “ )...... 16 %
1.800 kg millet geel .................................................. 9 %
1.200 kg millet wit ................................................... 6 %
1.200 kg graszaden ...........(grove type, fam. “raaigrassen”). 6 %
400 gr echte onkruidzaden ........................................... 2 %
200 gr panis rood ..................................................... 1 %
200 gr nigerzaad ...................................................... 1 %
200 gr dederzaad ..................................................... 1 %
_________________________________________________________
20 kg SUBTOTAAL 100 %
UITBREIDINGEN NAAR SEIZOENSMENGELINGEN
VOOR KWEEK, RESPECTIEVELIJK VOOR RUI & RUST
Aan de bovenstaande basismengeling wordt progressief (stapsgewijs en in toenemende of afnemende mate) toegevoegd, naargelang de seizoenen :
1. vanaf begin rui tot einde rui progressief toegevoegd : fijnzaadmix bestaande uit een mengsel van overwegend
• timotee graszaad (55%) en
• chicoreizaad (25%),
verder strikt minimaal aangevuld met mengsel van omzeggens gelijke fracties
• weegbree,
• teunis,
• chia,
• leindotter/dederzaad,
• sesamzaad en
• anijszaad.
Progressieve seizoenssupplementering van deze mix met 3% tot maximum 4% ( totaal 600 gr tot max. 800 gr toevoeging per 20 kg)
2. vanaf einde rui (tot einde rustfase) : stop fijnzaadmix en tegelijk toevoeging van een fractie millets, bestaande uit gelijke delen witte (25%) en gele (25%) millet, en 50% japanse millet, aanvankelijk met supplementering van niet meer dan 2kg, naar het eind van de rustfase progressief oplopend tot maximum 5 kg supplementaire millets per 20 kg basismengeling. (maximum verschraling gedurende laatste 3 weken van rustperiode/schrale periode)
3. Bij de start van het kweekseizoen wordt –voor een tijdspanne van ongeveer 2 weken- nog 1,5 kg tot max. 2 kg plat witzaad extra aan 20 kg basismix toegevoegd. Vanaf dan wordt gedurende de kweekperiode voluit de basis-kweekmengeling toegepast zoals hierboven opgegeven.
Minimale voorwaarden voor optimale gouldmengeling
Elke exotenmix die minder dan
• 35 % wit platzaad, en
• 15 % japanse millet, en
• 20 % gele panis, en
• extra's van minstens 5-6% grove graszaden
(bovenop het aandeel platzaad)
in haar samenstelling laat vaststellen, kan helaas niet als optimale gouldzaadmengeling voor kweekdoeleinden omschreven worden. Bij nazicht blijkt dat er omzeggens geen commerciële exoten- mengelingen aangeboden worden die aan deze minimale voorwaarden voldoen. Slechts 1 merknaam (Belgische origine) komt in de buurt van de vereiste maatstaven, maar blijft wezenlijk onvoldoende voor kweekdoeleinden in optimale omstandigheden.
In de marge : perilla
In de marge nog deze hint voor allen die het nodig kunnen hebben :
Perilla mag dan een “trendy modezaad” zijn, op geen enkele wijze is perilla naar ons inzicht termijnsgewijze geschikt/gezond voor een type grasvink als een gouldamadine, noch bij toepassing in indoor koudbroed, en al zeker niet bij warmbroed in indoor kweekkooien, om verschillende redenen.
In de marge : deder- of huttentutzaad
Dit "oude" vogelzaadje wordt door de Britten met een wel heel flatterende naam bedacht, die het zaad ten volle de eer geeft die het verdiend : "Gold of Pleasure". In het Nederlands lopen de naamgevingen uiteen, naargelang de bron : huttentutzaad, dederzaad, dotterlein, leindotter, vlasdodder, vlasdotter, vlashuttentut, enz..., stammend uit de familie der kruisbloemigen, derhalve meteen verwijzend naar weerstandsverhogende eigenschappen. Latijnse benaming Camelina sativa. In minimale fracties aanwezig in de Lievens-gouldmengeling, zorgt leindotterzaad samen met chia en sesamzaad voor aanbreng van andere vetstructuren dan omega 6; voor gouldamadines gegarandeerd altijd "een plezier" om te benutten tijdens de ruiperiode. Vandaar wellicht ten dele ook de Britse benaming "Gold of Pleasure".
Afsluitend
Wie bovenstaande richtlijnen hanteert, zal ondermeer vaststellen dat :
1. ...bij aanvang van de kweek het obligate rustvet van kweekvogels zeer spontaan “wegsmelt” op minder dan een week tijd.
2. ...dat de aangeboden zaadmix steeds vrijwel integraal wordt opgegeten en door foeragerende gouldouders –naast zachtvoer- zeer gretig en consequent aan nestjongen gevoerd wordt; en derhalve ook nestjongen vanaf hun eerste levensdagen evenwichtige zetmeelverhoudingen toebediend krijgen, dus vanaf de allereerste levensdagen hun eigen energiebalans met het mechanisme van suikeromzetting naar reservevetten/opslagvet perfekt leren bespelen in synchrone samenloop met een intensieve eiwitvertering. Hetgeen zeker voor de latere gezondheid en levenskracht van typische grasvinken als gouldamadines alleen maar een pluspunt is.
3. ...dat gouldjongen in het nest steeds de perfecte spreiding van evenwichtige vetstapelingen over hun lichaam tonen (grotendeels dankzij de optimale kwaliteit van zetmeelverhoudingen in de zaadmix). Precies uit specifieke zetmelen in optimale verhoudingen laden nestjongen van gouldamadines op de meest aangewezen wijze hun glycogeenvoorraad vol, en zetten gouldamadines (volwassen zowel als jonge vogels) daarnaast wanneer nodig op de meest voordelige wijze suikers om naar makkelijke trigliceriden-stapelvettten.
Succes.
NOOT : Naast de speciaalmengeling voor GOULDAMADINES, hanteren wij op het Lievens-hok tevens zelf ontworpen soortmengelingen voor enerzijds GOUDVINKEN, en anderzijds is er sinds begin jaren '80 ook de speciaalzaadmix voor grote ROODKUIF KARDINALEN (op heden door beide zonen gekweekt). Liefhebbers die interesse hebben inzake de samenstellingen van deze speciaalmengelingen, kunnen ons daarvoor telefoneren. Omdat voeding in de eerste plaats altijd soortspecifiek en dynamisch behoort te zijn. Dan pas kan men als liefhebber van zijn kweekvogels de beste resultaten verwachten.
Gould-Speciaalmix Goudvink-Speciaal Kardinaal-Speciaal
2X op foto's klikken, om te vergroten en in te zoomen
__________________________________________________________
Tekst : Ivan Lievens
Tekstbewerking : Lester Lievens
__________________________________________________________