Pagina's

woensdag 8 februari 2012

Koudbroed op Vogelcafé....
enkel voor pinguins…? ?
Of koudbroed wel degelijk nuttige hefboom ?





Inleidend

Op  een Nederlands vogelforum met  een geheel eigen gespreks- en gedragscultuur,  regelmatig vanuit  2 maten en 2 gewichten meteen alles afhakkend wat even boven het maaiveld uitsteekt, werden zeer recent  nog , koudbroed-geïnteresseerden  bij het stellen van een vraag direct vanuit meerdere hoeken openlijk geridiculiseerd, initiatief daartoe genomen door de moderator van dienst :


“Als het dan toch in broedkooien moet, zou ik niet voor de koningspinguin gaan, deze is qua formaat dan te groot.”,
dixit Rob Kristel, alias moderator Vogelcafé.
Of bij dit soort uitlatingen alleen blote onwetendheid, hetzij andere drijfveren aan de basis liggen, zullen we ons nu niet over uitspreken. De essentie hier en nu is duidelijk : Desinformatie werkt negatief. Waarna hulp zoekende en hulp vragende liefhebbers zonder hulp blijven. Omdat dergelijke pogingen tot ridiculisering van bewezen werkzame systemen, niet enkel getuigen van kortzichtigheid, maar daarenboven een allesbehalve accuraat advies leveren. En derhalve meteen welwillende gouldliefhebbers de woestijn insturen. Na dergelijke desinformatie is amendering vanzelfsprekend, hierna als volgt :













Werkbaarheid en nut van verlaagde kweektemperaturen
• Vanuit haar oorsprong, afkomst en aard is ondermeer de gouldamadine als soort –nota bene na hormonale activering -dus bij broedsheid- van origine zeer bekwaam tot een immens grote stofwisselingsdynamiek voor eiwitvertering bij verlaagde omgevingstemperaturen tot ongeveer 10°C, terwijl tegelijk tevens de energietransferten naar en vanuit glycogeenreserve, plus daarnaast en terzelfdertijd ook omzetting van “makkelijke koolhydraten in overschot” naar trigliceriden-opslagvetten, optimaal worden gaande gehouden. Nota bene een bekwaamheid waar onder meer de kanarie en menige andere soort (na hormonale activering) wegens hun aard en afkomst niet eens kunnen aan tippen.

• Interessevragen naar haalbaarheid en werkzaamheid van koudbroedkweek met bepaalde tropensoorten zijn derhalve niet zonder grond en goede reden, wel integendeel. Op voorwaarde dat er (op ondermeer West-Europese hokken) deskundig wordt bijverwarmd in functie van evoluerende luchtvochtigheidscurves. Op West-Europese hokken leert de praktijk dat 's winterse bijverwarming overdag tussen minimaal 9°C en maximaal 14-15°C ruimschoots volstaat om een spontaan verloop van de hygrometrie op het hok in goede banen te leiden. Koudbroed -met milde verwarming in functie van luchtvochtigheidsverloop-, heeft in deze context voor bepaalde zaadetende tropensoorten tal van positieve meer-effecten, zowel van directe als indirecte aard. Op beide niveau's zijn het meer-effecten met een versterkende impact op gezondheid en weerstand van aldus gekweekte vogelpopulaties. De voordelen hieruit zijn meerderlei, bovendien generatie na generatie in onmiskenbare duidelijkheid groeiend.

• Tegelijk ook een waarschuwing : Gouldamadines uit warm gestookte pamperhokken hebben -qua lichaamsweerstand en immuniteitsrespons- doorgaans niet langer meer genoeg in huis om zich na overbrenging naar een koudbroed-omgeving, daar langer dan enkele weken met gestaag groeiende moeite te handhaven alvorens van hun stokken te vallen. Zelfs na uitvoerige acclimatisering slaagt het overgrote deel van warm-stook gouldamadines er niet in om het te redden op koudbroedhokken.

• Terwijl daarentegen op datzelfde moment de rest van de koudbroed-populatie dartel en vrolijk doorgaan met baltsen, grote "bolwerken" van nesten maken, grote nestgemiddelden realiseren en een uitermate plichtsbewust voedstergedrag demonstreren. Dergelijke koudbroedvogels zien, is op slag begrijpen. Zelfs alleen al lichaamsproporties en lichaamsvolume van dergelijke koudbroed-gouldamadines spreken boekdelen, zelfs op foto.

Want dat is nu precies de éénvoud van de zaak : vogels spreken altijd voor zich. Reeds vanaf de allereerste blik. Op het moment dat vogels voor zichzelf spreken, doet onwetendheid er meteen het zwijgen toe. Zonder uitzondering. Altijd.







Hokpraktijk beknopt :
Ergens eind november zit het gouldhok midden in de kweek :
Minimale nachttemperatuur op het hok : 6°C - 9°C
Minimale dagtemperatuur op het hok : 10°C - 11C
Maximale dagtemperatuur op het hok : 15°C
Gemiddelde dagtemperatuur op het hok : 11,5° - 13,5°C
Luchtvochtigheidsverloop overdag best tussen minimaal 57%-58% tot max.70-74%, 's nachts uiteraard iets hoger; gemiddelde hygrowaarden overdag grosso modo tussen 63% en 68%. Uitzonderlijke uitschieters tot 80-90% tijdens de nacht zijn tolereerbaar, zolang deze pieken bij het ochtendgloren telkens onmiddellijk in dalende lijn gaan, naar werkbare dagwaarden van 74% en minder.

Van prioritair belang :
•    Voeding : het ligt zo enorm voor de hand dat men het bijna zou vergeten te vermelden : jawel, in een blijvend werkbaar koudbroedmodel dient uiteraard het voedingsregime net wat voller bediend te worden, naar specifieke noden van gouldamadines. In praktijk vrij éénvoudig : gevoelig meer zogenaamde "zachte zetmelen", zoals ondermeer uit japanse millet, en daarbovenop een klein knabbeltje meer meervoudige vetstructuren waarin de gouldamadine op massale wijze nuttige hulpstoffen binnen het lichaam kan gaan opslaan voor gebruik wanneer nodig. Meer moet dat niet zijn.

•    Ervaring leert dat er vandaag in de handel helaas weinig "ideale zaadmengelingen" voor gouldamadines voorhanden zijn. Ondertussen is hier reeds de samenstelling te vinden van een top-zaadmengeling voor gouldamadines. Wie dit toepast, doet niet enkel zichzelf, maar vooral zijn vogels een groot plezier.

•    In een blijvend werkbaar koudbroedmodel behoort er tussen dag-nacht-temperaturen ALTIJD een minimaal verschil te zitten, in functie van de hygrowaarden. Met andere woorden behoort de lucht in het koudbroedhok 's nachts altijd af te koelen, in functie van een nachtelijk stijgende luchtvochtigheid. Tussen dag en nacht-hygrometrie behoort steeds een verloop van grosso modo 8-9% minimaal, en 15-20% maximaal te zitten, met gedurende de nacht een ondergrens van 60% luchtvochtigheid (dus 's nachts liefst iets hoger – wat niet altijd vanzelfsprekend is wanneer het buiten vriest).

•    Ook bij deze indoor kweeksystemen met verlaagde temperaturen kan het belang van een soepel evoluerend luchtvochtigheidsverloop met weliswaar begrensde maar niettemin toch voldoende verschillen tussen dag-nacht verloop, niet genoeg benadrukt worden. Handhaving van ééntonigheid in klimatologie met vrijwel gelijklopende dag- nacht-temperaturen, zoals vooral op warm gestookte hokken in uitgesproken negatieve mate, heeft uiteindelijk enkel een uitlogend, vervolgens afmattend en tenslotte vernietigend effect op de lichaamsimmuniteit van alle aanwezige vogels op warmstook-serrehokken. Waarbij even later vooral de bovenste luchtwegen sterk aan weerbaarheid moeten inboeten. En nog even later veelal "regelmatige ondersteuning met chemo" op dergelijke hokken niet meer dan "een doodnormale vereiste" wordt.

•    De mucociliaire klaring (=afvoer slijmgebonden afvalpartikels en micro-organismen in slijmvliesbekleding op binnenzijde luchtwegen) is een van de belangrijkste aspecifieke afweermechanismen van de onderste luchtwegen. Het bovenaan liggend gedeelte van de slijmvliesbekleding wordt door trilharen als op een roltrap voortgestuwd en afgevoerd, met inbegrip van afvalstoffen en eventueel aanwezige microbiële kiemen. De optimale viscositeit van deze mucus-gel-laag is hierbij allesbepalend voor de uiteindelijke effectiviteit van de roltrapbeweging. Wanneer deze bovenliggende gel-laag van de slijmbliesbekleding ten gevolge van een gekunstelde en onregelmatig evoluerende luchtvochtigheid aan soepelheid gaat inboeten (lees "te stug wordt" of "te ijl-waterig wordt"), komen de afweermechanismen van de luchtwegen in het gedrang. Op deze ogenblikken worden alle vogels op het hok een heel stuk vatbaarder voor zowel virale kiemen, als voor infecties van bacteriële en vooral van parasitaire aard, zoals al te vaak in overvloedige mate vastgesteld op warmstook-hokken. Zo is bijvoorbeeld luchtpijpmijt een fenomeen wat men zelden of nooit vaststelt op indoor-koudbroed hokken, maar daarentegen wel exponentieel veel vaker op warm gestookte hokken. Dat alleen al zegt genoeg.

Attentie: Hoe meer men ’s nachts in een kweekhok verwarmd, des te vlugger gaat de mucocilliare roltrapbeweging achteruit in effectiviteit, en verhoogt derhalve de infectiegevoeligheid. Nachtelijke kunstmatige luchtbevochtiging is bij dit gegeven geen "gezond" alternatief op termijn, om meerderlei redenen.


Koudbroed-kweekvogels spreken duidelijke taal :
                                              So happy hence productive we are

• Ook dit jaar zijn vrijwel alle poppen samen aan de leg gegaan (binnen de week). Heel het hok schiet samen uit de startblokken. Als prestatie veelzeggend genoeg.

• Gemiddelde legselgrootte doorheen het hok: +7 (net iets meer dan 7) Voor welke kweker is dat niet genoeg ..??

• Bevruchtingspercentages doorheen het hok gemiddeld op 92%. De vogels spreken duidelijke taal.

Conclusie
Alleen al om dergelijke gemiddelden zoals hierboven te kunnen halen, moet je als hormonaal actieve vogel bij verlaagde hoktemperaturen

1.     wél degelijk van oorsprong genetisch goed voorzien zijn en bovendien conditioneel goed in je vel zitten, en
2.     wél degelijk functioneel genoeg eiwit kunnen verwerken zonder dat je stofwisseling gaat blokkeren, en
3.  ondertussen ook nog op onfeilbare wijze de energiehuishouding in evenwicht houden.

Ga er maar een keer aan staan, het is niet aan elke zaadeter gegeven. Gouldamadines kunnen dit wel, op voorwaarde dat men spreekt over niet-gedegenereerde vogels. Dus sterke en weerbare vogels zoals ze op broeierige en serre-achtige warmstook-hokken per definitie nooit te vinden zijn.









Epiloog

Elke liefhebber weet vanaf hier en nu, op welke manier en in welke mate de soortsterkte bij gouldamadines bevorderd wordt door schrapping van nefaste termijngevolgen voortvloeiend uit klimatologische kunstmatigheid op warmgestookte hokken, met daarbij handhaving van verlaagde indoor-kweektemperaturen.

Vanuit onze achtergrond van ervaring met deze vogel is er de éénvoudige vaststelling dat de gouldamadine als soort van oorsprong anders is dan alle andere. Niet enkel qua uitzicht anders dan alle andere. Maar wel degelijk daaraan gekoppeld vooral anders qua genetisch potentieel. Niet alleen is de gouldamadine als soort (van oorsprong) genetisch perfect uitgerust is om zowel eiwitstofwisseling als energiebalans beide tegelijk bij verlaagde kweektemperaturen optimaal te handhaven, zolang er licht bijverwarmd wordt in functie van een verantwoord luchtvochtigheidsverloop. Wat meer is, elke hokpopulatie gouldamadines standvastig gekweekt in indoor-koudbroed, wordt er onmiskenbaar beter, gezonder en sterker van, generatie na generatie, op tal van vlakken.

Anderzijds is het omgekeerde evenzeer waar. Want mensenhanden brutaliseren al te vaak zonder scrupules via pampering in warmstook-hokken, met verzwakking als resultaat. Het spreekt vanzelf dat generaties lang bepamperde gouldamadines die door 's mensen kunstmatigheid verworden zijn tot weke kasplantjes, slechts over weinig lichaamsweerstand beschikken. Kasplantjes die derhalve zonder toepassing van lapmiddelen als anti-biotica-kuren, industriële chemo-kuren, industriële potjes-vitamine-kuren en aanverwante, uiteraard weinig kans maken om het bij verlaagde temperaturen lang uit te zingen, zeker wanneer geweten is dat deze vogels al kunstmatige ondersteuning behoeven op warmgestookte (en slecht geventileerde) pamperhokken. Qua weerstand en soortsterkte vertonen bepamperde gouldpopulaties nog slechts bitter weinig overéénkomsten met sterke, niet~gedegenereerde gouldamadine-populaties die nog over al hun bekwaamheden beschikken.

Om het een keertje met de woorden van KAOB-Limburger-en-wereldburger Guillaume Timmermans te zeggen :
"Van oorsprong bestaan er geen zwakke gouldamadines; daar zijn echter wel genoeg mensenhanden die gouldamadines voortdurend zwak maken."

Eénmaal zoveel begrepen, dan wordt de keuze echt éénvoudig te maken :
1. Wie wil dergelijke zwakke gouldamadines op zijn hok, samen met 3 potten en 2 flessen industriële medicamenten ? Wie gaat zich daar nog willen mee bezighouden ? Steek dan nu uw hand op.

2. Of, wie wil krachtige gouldamadines op het hok, zonder industriële apotheek ? Zegt u het maar, u kiest.
Zo simpel is het, zonder omwegen.
Omdat 9 van de 10 warmgestookte hokken de criteria van een evenwichtig gestemde klimatologie op meerdere vlakken zodanig hutseklutsen en kunstmatig scheeftrekken, dat ook het evenwicht binnenin de vogel op korte en middellange termijn ALTIJD negatief beïnvloed wordt. Bij aanvang in mindere, maar even later eerder in meerdere mate. Uiteindelijk leiden dergelijke onevenwichten in indoor-klimatologie op warmgestookte hokken 9 op 10 keer altijd tot soortverzwakking. Met verzwakte warme-hokken-populaties als gevolg. Het zijn slechts vaststellingen, gemaakt over meer dan 30 jaar, doorheen geheel West- en Zuid-Europa, en recenter ook in Oost-Europa.

Indoor koudbroed betekent dus meer dan het halveren van de energiefactuur voor het kweekhok. Koudbroedkweek bij verlaagde indoortemperaturen is in de eerste plaats een werkbaar alternatief voor het wegwerken van al te kunstmatige warmstook-onevenwichten in hokklimatologie. Vergroting van de soortsterkte is het dankbare resultaat.

Mvg

Ivan Lievens

PS :
Feedback steeds mondeling opvragen - mailpost ontvangen op 3 mailaccounts voor goulds geeft aan dat er veel zoekende gouldliefhebbers zijn, steeds met hun eigen noden en vragen, doch iedereen van schriftelijke reacties voorzien, is in praktijk onbegonnen werk - info mondeling opvragen, elk is op deze wijze even welkom, zonder onderscheid in persoon, goede bekenden zowel als nieuwkomers - een woordje uitleg is snel gegeven, en een kort  belletje leert meer dan 100 geschreven vellen. Mvg, Ivan Lievens







__________________________________________________________