Gouldamadines zijn anders dan alle andere. Reeds vanaf de allereerste blik. Qua uitzicht anders dan al de rest. Maar ook totaal anders qua sociale voorkeursbepaling en sociaal gedrag, anders qua gemoedelijkheid in karakter maar tegelijk met vastberadenheid, en zeker totaal anders qua souplesse en aanpassingsvermogen naar veranderende klimaatsvoorwaarden binnen het hok. Jawel, de gouldamadine is een uitermate sterke vogeL. Zo rubuust sterk zelfs dat ook wij in de loop der jaren vaak met verbazing stonden te kijken naar diens enorme bekwaamheid tot grote lichaamsweerstand wanneer de omgeving snel afkoelt en de luchtvochtigheid nog sneller stijgt. Niet enkel is elke gouldamadine van oorsprong uitgerust voor deze brute klimaatswissels, veel straffer nog is de vaststelling dat op hetzelfde moment zowel mannen als poppen spontaan hitsig en driftig worden. Met een onstuitbare drang tot voortplanting.
Uiteraard hebben we het hier over authentieke bekwaamheden van intacte gouldamadines. Intacte gouldamadines die niet beschadigd zijn door mensenhanden via eierrapen, incestueuze schema's, chemogebruik of huisvesting in serretemperaturen. Intacte gouldamadines hebben vrij weinig nodig om meteen enthousiast te gaan kwéken zoals zebravinken dat kunnen. Overvloedig en met vastberadenheid.
Weten wat authentieke en intacte gouldamadines anders maakt dan alle andere, ligt aan de basis van elk doorgezet succes, jaar na jaar.
Gouldamadines zijn anders dan alle andere vanuit hun oorsprong. En dus meteen ook anders vanuit hun evolutie. Met de bonte gekleurdheid van hun uiterlijk, plus daarnaast hun polymorfe oorsprong en geaardheid, vertellen ze de aandachtige kweker vanaf de eerste aanblik aanzienlijk veel meer dan de gemiddelde zaadetende exotensoort dat kan. Eén en ander in hun voorkomen en verschijningsvorm, heeft gevolgen voor de verzorging op het hok, wil men als kweker niet enkel stabiele resultaten beogen zowel in kwaliteit als in aantal jongen, maar tegelijk ook de gouldamadinepopulatie op het hok op termijn duurzaam sterk en gezond houden.
En jawel, dan gaat het meteen over meer dan bijvoorbeeld de vaststelling dat een gouldamadine niet schepdrinkt maar zuigdrinkt. Het gaat er bijvoorbeeld ook om waaróm ze dat doet. Zodra de aandachtige kweker begrijpt dat een gouldamadine aan zuigdrinken doet, omwille van haar instinctief geprogrammeerde gehaastheid, via evolutie en entelechiemechanismen geïnspireerd op haar eigen opvallendheid in de wildbaan, opent dat verworven inzicht voor aandachtige fokkers ook andere deuren van beschouwing en besef. Anders gezegd : in haar oorspronkelijke biotoop waren alle knalbont-felgekleurde gouldamadines die zich in hun omgeving niet alert en oplettend genoeg gedroegen, meteen ook als allereersten, allemaal vogels voor de spreekwoordelijke kat. Want roofvogels en andere predatoren hebben nu eenmaal geen verrekijker nodig om een combinatie van rood-paars-knalgeel eerder te spotten tussen al het andere met schutkleur in die omgeving.
Met andere woorden : van oorsprong zijn er geen gouldamadines die niet van zichzelf weten dat ze opvallen in hun omgeving, want alle "domme" gouldvoorouders die het niet wisten, werden meteen vogels voor de kat. En kregen dus geen kans om hun ongeschiktheid voor hun omgeving door te geven aan nakomelingen.
Uiteraard is haar eigen opvallendheid voor de authentieke gouldamadine slechts één aspect met talrijke gevolgen, binnen een context die veel verder reikt. Zeker ook met expliciete verwijzing naar verzorging op het kweekhok.
In West-Europese contreien wordt de natuur na de winterse rustperiode wakker met de aanzet van de lente, begeleid door het lengen der dagen. Anders gezegd dus een eerder langzaam werkend proces, met een rustige opbouw. Met andere woorden kan de natuur hier rustig langzaam wakker worden.
In het noordelijke deel van Australië, oorspronkelijke thuis-basis van de gouldamadine en vele andere grasvinken, gebeurt ei-zo-na het tegenovergestelde. Daar wordt de natuur schoksgewijs wakker gemaakt. Een eerder kort proces dus dat begint met overzeese luchtdrukverschuivingen, met als speelbal een almaar groeiend wolkenpak in strakke noordzuidrichting over zee indalend vanuit de Indonesische archipel. Vlak daarop gevolgd door plotse intrede van de moessonregens over het heetgebakerde grondmassief dat Australië is. Eénmaal Noord-Australië een natte, koude douche krijgt na maanden van hitte en droogte, is meteen ook het startschot gegeven voor directe kweekactiviteit van alles wat er leeft.
Stap voor stap
Prikkels in de weersverschuivingen die een indicatie zijn van toekomstige overvloed, gepresenteerd op een blank bord van ontbering door schaarste, ontketenen bij Australische prachtvinken de hevigste en meest spontane kweekreflexen. En nog het meest van al bij de hevig bontgekleurde gouldamadine, met haar zeer specifieke aard en eigenheid nog anders dan alle andere soorten.
Met andere woorden :
Wanneer gouldamadines op het hok na afloop van de rui gedurende enkele weken gehuisvest werden met volgende omgevingskenmerken :
° stabiel lage luchtvochtigheid 60% maar liefst nog iets minder,
° diezelfde luchtvochtigheid overdag zo constant mogelijk,
° geen badwater, of indien toch therapeutisch aangeboden tijdens deze schrale periode, dan best slechts uitzonderlijk en kortstondig badwater beschikbaar maken,
° in dat laatste geval eventueel met badzout of met electrolyten lichtjes "aangezout" badwater voor een vergrote elektrische geleidbaarheid van het watermedium,
° op dit moment zeker nooit aangezuurd drinkwater, maar water 'recht-uit-de-kraan', en vervolgens op kamertemperatuur gebracht vooraleer aan te bieden,
° gekoppeld aan doorlopende beschikbaarheid van alkaliserende basisstoffen zoals houtskool en groene klei/kleipiksteen/leembrik,
° geen verse groenten, onkruiden of grassen,
° weinig tot geen eivoer, in het bijzonder geen extra bronnen van zwavelgebonden eiwitten
° noch andere bronnen van dierlijke proteïne,
dan valt de hormonale voortplantingsdrang terug naar nul. De ideale lengte van een cyclus in hormonale laagactiviteit beloopt op het hok naar onze ervaring bij heel wat Australische vinken ten minste 4 tot maximaal 7 weken. Een langere rustfase kan eventueel ook, maar om velerlei redenen is 4 tot 7 weken eerder optimaal te noemen bij gouldamadines op het hok. Deze "rust"-periode van hormonale laagactiviteit noemen wij de periode van "het blanke bord van schraalheid en schaarste". In het meest optimale scenario (voor subtropische en tropische soorten op het hok) valt deze periode van hormonale laagactiviteit vanuit meerdere overwegingen best ergens tijdens "onze zomermaanden" juli en augustus, mogelijk deels ook september, afhankelijk van de snelheid waarmee de herfst zijn intrede doet.
Met andere woorden volgt na afloop van deze verplichte schaarsteperiode het punt van ommekeer, met het moment dat de kweker de schraalheid op het hok opheft. Dat gebeurt 1 tot 2 weken vooraleer te koppelen, best op de hierna genoemde wijze en stapsgewijs in de hierna genoemde volgorde :
° De vernieuwde "water-impuls",
° De vernieuwde "groen-impuls",
° De vernieuwde "eiwit-impuls"
Wanneer deze drievoudige sleutel op natuurlijk vanzelfsprekende wijze wordt aangebracht, laat de instinctieve respons van de vogels zich meteen zien.
In praktijk betekent dat in deze volgorde :
° Na de schrale periode aanvankelijk een verhoogde luchtvochtigheid 75% tot 85% (na enkele dagen teruglopend naar 62%-65% overdag)
° volop badwater, 2 tot 3 keer vers per dag
° eventueel met organische zuren lichtjes aangezuurd badwater ph 6,9 tot 6,7
° daarnaast vers plantaardig materiaal als wortel, appel, broccoli, + onkruiden en grassen, naar keuze
° een gestadig oplopend aandeel eiwit van dierlijke origine, met korte "startpiekjes" van 18%-18,5% benutbaar eiwit met het hoogst mogelijke verterings-rendement (dus bij voorkeur gekookt ei + levende insecten)
° daarnaast meteen ook een 4-5tal dikke volle aren trosgierst als bijkomende kenmerk en prikkel van overvloed
° plus daarnaast als rustbrengende en natuurlijk stabiliserende prikkel -niet te vergeten!- genoeg verlichting op het hok met zachtromig licht, overeenstemmend met de lichtkleur van een deels bewolkt hemeldek (plusminus tussen 3000° à 4500° K; in geen geval meer dan 5000° K, zoals vaak aangeprezen door "handige verkopers" van zogenaamde "echte zonlicht-daglicht-lampen" die rond de 6500°K zitten, inclusief hoog uitspringende blauwe frequentiepieken). Kwekende gouldamadines verwachten instinctief de lichtsensatie van een deels bewolkt luchtuitspansel, en dus in geen geval de lichtsensatie die voor hen instinctief overeenstemt met een fel strakblauwe dus wolkenloze zonnehemel zoals ze die even daarvoor -instinctief terugkoppelend- in de schrale periode hebben meegemaakt, op het moment dat elke gouldamadine er alles moest aan doen om zich in de droogte en schaarste van hun biotooop met gestaag groeiende moeite te kunnen handhaven.
Met andere woorden niet langer mis te verstaan voor allen die het tot op heden wel mis verstaan hebben :
A.
Via evolutie en selectie heeft heeft elk stukje leven op deze planeet, in zich 2 basiscriteria geprogrammeerd gekregen, in volgorde van prioriteit :
1. zelf trachten te overleven
2. zich vermenigvuldigen
B.
Instinctief ervaren natuurgouldamadines op het hok het zogenaamde "volle zonlicht-daglicht" uit zogenaamde "echte volle-daglicht-lampen" -met daarin dus steeds veel blauwe frequentiepieken- als een simulatie van een totaal wolkenloos blauw uitspansel, per definitie altijd dus tijdens het NASEIZOEN van overvloed, waarop even nadien droogte en schraalheid volgt. Derhalve ervaren ze dit "volle witter-dan-wit licht met blauwe pieken" als een instinctieve verwijzing naar komende ontbering en hun drang naar overleven.
C.
Instinctief ervaren natuurgouldamadines op het hok "zachtromig-wit daglicht" -met daarin minimale blauwe frequentiepieken- als een simulatie van een bewolkt hemeldek waaruit regelmatig regen valt. Regen die overvloed en vruchtbaarheid met zich brengt. Derhalve beleven gouldamadines dit "malse en zachtromige licht zonder blauwe pieken" als een instinctieve verwijzing naar hun drang tot voorplanting.
Als kanttekening moet ook vermeld dat door de commercie aangeprezen TL-fluorescentiebuizen met "echte volle daglicht" steeds rond 6500°K of iets meer zitten. Wat voor gouldamadines (én neophema's, én nectarvogels, én ....) uiteraard reeds een brug te ver is voor kweekdoeleinden. Echter zitten nieuwerwetse (en vaak onbeproefde) led-verlichtingen vaak boven de 7000°-7500°K. Kleurtemperatuurwaarden van dit soort ledlicht zitten vaak zo verschroeiend hoog -en bovendien vaak met gebrekkige spectrale verdeling-, dat kleurwaarneming door mensenogen in praktijk gaat resulteren in "het zien" van een veel bleker groen rugdek bij gouldamadines dan het rugdek in werkelijkheid is. Wanneer de tt-kooi van deze vogels vervolgens even buiten het kweekhok (en dus weg van het LED-licht) wordt gebracht, zien mensenogen meteen weer een dieper groen rugdek. Dit is geen hocus-pocus, maar de meest elementaire fysica. Eén en ander moet op dat moment dan nog vertaald worden van "mensenogen" naar "gouldogen"; gouldogen die altijd een veel breder en gedetailleerder frequentiebereik capteren dan waar wij mensen met onze ogen toe in staat zijn :
1. Wat gouldamadines zien bij het zogenaamde "volle zonlicht/daglicht van zogenaamd "speciale echte daglichtlampen" van 6500°K, bezorgt gouldamadines op lichaamschemisch niveau "aanhoudend een moeizame brok in de keel" waarin ze zich nadien mogelijk regelmatig gaan verslikken bij het minste onverwachte element dat op het hok de stabiliteit van hun kweekomgeving verder belast. Vaak zijn deze "bijkomende storingen" terug te brengen tot aspecten waar mensen (en dus ook de doorsnee verzorger) over heen kijken.
2. Echter kan het nog een stuk extremer dan 6500°K. Wat gouldamadines met hun zeer speciale gouldamadine-ogen zien bij bepaalde types ledverlichtingen van meer dan 7000° à 7500°K -en tevens o-zo-vaak met gebrekkige spectrale verdeling- is voor authentiek reagerende goulds niet minder dan een verschrikking die op langere termijn op het voortplantingsmetabolisme voor een stuk verlammend werkt. Zowel bijnieren als alvleesklier raken uiteindelijk chronisch uitgeput. Vanaf hier begint de hormonale trein langzaam maar zeker te sputteren. Aanvankelijk vrijwel onopvallend, enkele weken later nog eens zo overduidelijk. Maar daar blijft het niet bij. Want zodra bijnieren en alvleesklier voldoende langdurig klappen hebben gekregen, komt even nadien ook de leverfunctie onder steeds grotere druk te staan. Vanaf hier stijgen niet enkel stressgevoeligheid en onvoorspelbaarheid in het voortplantingssgedrag van de gouldamadines. Maar vanaf dit moment wordt ook de lichaamsweerstand tegenover infecties sluipend langzaam aangetast.
Ook voor de innerlijke lichaamsontwikkeling van organen en weefsels, zowel als voor de sociale ontwikkeling van jonge, opgroeiende gouldamadines staat een gebrekkige lichtomgeving eigenlijk quasi gelijk aan een veroordeling tot een abnormaal leven met afwijkende gedragsuitingen. Dergelijke foute kunstlichtbronnen zijn te artificieel-tegennatuurlijk voor een normale ontwikkeling van felgekleurde vogels als gouldamadines, met hun zeer speciale en gevoelige ogen. Elke nuchterheid van denken zal een dergelijke tegennatuurlijke kunstmatigheid van de lichtomgeving op het kweekhok meteen schrappen.
Wie doelmatige LEDverlichting in vogelverblijven wil toepassen, zal vooraf op zijn minst uitgebreid te rade gaan bij specialisten met genoeg jaren praktische ervaring op dat vlak. Dat soort specialisten -die zich tegelijk ook ervaren kwekers mogen noemen- zijn op dit moment nog zeer schaars. Voor meer informatie over alternatieve verlichting met leds : contact opnemen met J. Santegoeds, Dijkstraat 29 te Lierop, NL.
Wanneer alle "sexprikkels" op normale en spontaan natuurlijke wijze in het hok worden gebracht, reageren gouldamadines hier heerlijk spontaan op. Op dit moment gaan alle kweek-kandidaten op zeer korte termijn "hormonaal steigeren", waarbij hormonale klieren meteen zo snel mogelijk opengegooid worden. De activiteit en beweeglijkheid in zowel de kooien van de mannen als van de poppen neemt zienderogen toe. Op 10 à 11 dagen tijd evolueert de snavelkleur van de poppen van blanke ivoortint naar diepzwart. Hoe zorgvuldiger de presentatie van de drievoudige sleutelprikkels die voor de gouldamadines "beschikbare overvloed" in de kooien realiseren, des te uitgesprokener en effectiever de respons van de kweekvogels, uiteraard wanneer men spreekt over gouldamadines met intact instinct.
Gouldamadines die van binnen ten dele beschadigd zijn (bvb door verkeerde kweeksystemen of door een voorgeschiedenis met antibiotica of andere chemo) zullen vaak veel minder spontaan op deze prikkels reageren. Het zijn ook vaak deze beschadigde vogels die onregelmatig tot slecht kweekgedrag vertonen. Tenzij deze vogels “over-prikkeld” worden met extra dosissen kweekvitamines, of met extra hoge eiwitgehaltes via commerciële "superkweekpoeders", of via extra hevige fabriekseivoeders die "goud" beloven, maar in wezen met allerlei extra pepmiddelen doordrenkt zijn.
Onbeschadigde vogels met een intact instinct reageren wel steeds op de meest normale en spontane manier op natuurlijke prikkels via ongekunstelde voeding en verzorging. Dit zijn vrijwel ook altijd vogels die een vast dagelijks ritmepatroon volgen, waarbij even na de middag, altijd een "gouldsiësta" hoort. Dit aspect van " 's middags na 1 uur eventjes een poosje wat zachteraan doen", is een van die kenmerken waarmee dergelijke gouldamadines aan de kweker bevestigen dat zij in een evenwichtig ritmepatroon zitten.
Dergelijke gouldamadines presteren op het kweekhok altijd uitmuntend.
In de marge, maar tevens van vitaal belang
Andere factoren die bij gouldamadines remmend werken op het kweekrendement zijn :
° té kleine kooien (kleiner dan 80cm lengte)
° té hevig-brutale voedingskernen met bvb meer dan gemiddeld 16,5% benutbaar eiwit of anderzijds bvb te hoge waarden aan vit.A of andere opzwepende stoffen
° té zeer opzwepende voederinsecten als pinkies en meelwormen (voor gouldamadines met beperkte bewegingsruimte in kooien)
° té hevig-brutale verlichtingsbronnen met bvb scherpe pieken in blauwe frequenties, zoals al te vaak door de commercie verkeerdelijk aanbevolen voor gouldamadines (en jawel, wat vaak verwarring veroorzaakt bij liefhebbers die niet meer weten wat te volgen)
° té overdreven lange daglengten van 15-16-17 uur (en in genoeg gevallen nog meer)
° of een combinatie van de bovenstaande
Even normaal doen dus, nooit overdrijven
Gouldkwekers die hier rekening mee houden en ook op dit vlak hun gouldamadines goed begeleiden door kweekverlichting, kweekvoeding en uiteraard kweekhuisvesting goed op mekaar af te stemmen, zullen er altijd beter uitkomen met hun resultaten. Vooral op termijn betere resultaten, niet slechts 2 jaar "goed draaien", om het 3e seizoen volledig in te storten. Duurzame resultaten bekomt men spontaan en gemakkelijk, door bewerkstelligen van zeer eenvoudige, vanzelfsprekende evenwichten op het hok. Met andere woorden gewoon normaal doen in verzorging en huisvesting. Gewoon normaal doen, zonder overdrijving. Dan voelen gouldamadines zich heel vlug op hun gemak.
Het loopt meteen als een trein wanneer de fokker het moment van koppelen en paren bijkomend ook nog kan afstemmen op mekaar versterkende factoren als
° "gewone" zachte lichtbronnen, dus zonder al te veel scherpblauwe fractie maar daarentegen verlichting met in totaliteit met zachte kleurtemperatuur (4000 à 5000 ° K);
° optimaal gespreide verlichtingspunten doorheen het hok, met een egaal lichtrendement zowel in de bovenste maar even goed in de onderste kooien;
° een aangepaste daglengte van minstens 11,5 uur en maximaal 14 uur (best nooit langer).
Perfecte kweekstart samengevat in 10 stappen :
1. Na afloop rui een schrale omgeving : de vastenrust
2. Dus 4-5 tot 6-7 weken geen of weinig eivoer, geen of zeer kortstondig badwater, lage hygrometriecurves
3. Verschraalde zadenmengeling door 30% meer millets (meer zetmelen op het menu)
4. Laatste week vastenrust eventueel met rantsoenering drinkwater (1 uur per dag zonder)
5. Na afloop schrale periode : start vruchtbaarheidsfase met drievoudige kweeksleutel voor overvloed
6. Overvloed simuleren in kooien van minimaal 80cm (geen kleinere kooien)
7. Overvloed simuleren met hoge luchtvochtigheid 75%-85%
8. Overvloed simuleren in zachtromige lichtomgeving (geen zogenaamde volle zonlicht-lampen)
9. Overvloed simuleren met voldoende licht (1700-1900 lux, ook in onderste kooien)
10. Kweekdaglengte best tussen 11,5 uur en 13 uur per etmaal (nooit langer dan 13,5 uur tot 14 uur)
Op dat moment mogen van authentieke en bekwame gouldamadines niet alleen grote aantallen bevruchte eieren, en enthousiast voerende ouders met een stabiel kweekgedrag verwacht worden. Maar tevens schieten alle koppels ook tegelijk uit de startblokken. Een droom voor elke gouldkweker. Maak het ook uw droom die uitkomt.
Succes.
Tekst en
Tekstbewerking : ILLK